Een aantal maanden geleden was ik in de auto op weg naar Oss, toen me iets opviel. Ik reed op de linker rijbaan om een aantal vrachtwagens in te halen en achter mij reed een beduidend grotere en luxere auto. Ik weet het merk helaas niet meer. Deze auto reed op een hele ruime afstand achter mij, waardoor ik besloot dat ik hem/haar niet in de weg zat en dus voor het inhalen van de volgende vrachtwagen niet perse eerst terug naar de rechterbaan hoefde.
Op het moment dat ik na die volgende vrachtwagen netjes naar de rechterbaan ging, vermeerderde de andere auto snelheid en was mij ‘in no time’ voorbij. Waarna ik me realiseerde dat de chauffeur van die auto waarschijnlijk ‘adaptive cruise control’ had aanstaan, waardoor de auto automatisch een veilige (en dus ruime) afstand hield tot mijn auto. Niet omdat de chauffeur zelf net zo hard wilde rijden als ik, maar omdat de auto zo geprogrammeerd is.
Zodra ik me dat realiseerde, schoot door mijn hoofd dat wij mensen dit ook heel vaak doen. Wij vertonen aangepast gedrag al naar gelang de situatie waarin we ons bevinden. Op zich is hier niets mis mee. Sterker nog, het is in mijn ogen ook heel goed en prettig dat we zo in elkaar zitten dat we rekening met elkaar houden. Maar het is volgens mij wel verstandig om ons hiervan bewust te zijn en af en toe de vraag te stellen of de persoon dit gedrag zelf graag vertoont of dat het is omdat hij/zij denkt dat dit voor de ander prettiger is.
In het voorbeeld van de auto had ik die vraag natuurlijk niet letterlijk kunnen stellen, maar ik had wel tussen de eerste en tweede vrachtwagen naar rechts kunnen gaan om te kijken wat de andere chauffeur dan ging doen. Even hard blijven rijden of mij voorbij gaan. Bij kinderen kunnen we wel letterlijk vragen of wat ze doen ook daadwerkelijk is wat ze zelf graag willen doen. Of dat ze het doen omdat ze denken dat dit hoort, dat het fijn is voor de ander, of omdat ze bang zijn voor de reactie bij ander.
Ik ben me ervan bewust dat het best lastig is om zo’n vraag goed te formuleren. Hieronder volgt een voorbeeld, maar uiteraard zijn er nog veel meer vragen te bedenken om helder te krijgen of het om aangepast gedrag gaat. Door een kind te vragen “Als jij zou mogen kiezen wat we gaan doen, wat zou je dan zeggen?” open je de communicatie en krijgt het kind de kans om in een veilige omgeving (indirect) te leren dat hij/zij zichzelf mag zijn met eigen wensen en behoeften. Met als gevolg het besef dat aangepast gedrag niet altijd hoeft.
Ik wens iedereen succes met het (h)erkennen van aangepast gedrag.