Aanvallen en verdedigen, we doen het niet alleen in de sport

aanvallen en verdedigen in alledaagse interactie veranderen

De termen “aanvallen en verdedigen” gebruiken we veel en uitgebreid als we aan het sporten zijn of erover praten. Nu met het WK gebeurt dat ook heel veel. Maar ook in onze dagelijkse interactie zijn we (helaas) ook ontzettend vaak aan het aanvallen of aan het verdedigen! Iets wat ik persoonlijk erg jammer vind, want het leidt tot heel wat ruzies, terwijl het ook anders kan.

 

Misschien herken je de volgende situaties in je eigen gezin?

“Heb je nou nog steeds je kamer niet opgeruimd? Die kleren liggen nu al een week op de grond.” Waarna je zoon stampend en met een gezicht van zeven dagen onweer de kleren bij elkaar graait en in de wasmand gooit. “Zo goed?”

“Waarom moet ik je altijd vragen om je jas aan de kapstok te hangen? Zo moeilijk is dat toch niet als je thuis komt? De kapstok is naast de deur!!!!! Veel dichterbij dan de stoel bij de eettafel waar je hem altijd op gooit!”

Zo kan ik nog wel even doorgaan. Allemaal situaties die ook in mijn gezin regelmatig voorkwamen, waarbij ik me regelmatig afvroeg waarom er zo’n ontploffing van emoties op volgde.

 

Communicatie

Gelukkig weet ik inmiddels dat dit te maken heeft met onze manier van communiceren en reageren op elkaar. Op de een of andere manier reageren wij vaak automatisch met een aanvallende of verdedigende houding in heel veel situaties. In beide voorbeelden waren de eerste woorden redelijk aanvallend, niet waar?

Waarschijnlijk zal de reactie in het tweede voorbeeld aanvallend of juist verdedigend zijn geweest. Want dat is een automatisme bij ons: worden we aangevallen dan is onze reactie terug aanvallen of juist onszelf verdedigen. Wat eigenlijk heel jammer is, want niemand voelt zich er prettig bij. Kijk maar hoe vaak we achteraf spijt hebben van onze reactie: “Had ik maar ….” of “Zo erg was het nou ook weer niet” of “Zo boos had ik toch eigenlijk niet hoeven reageren”.

 

Het kan ook anders

Om te voorkomen dat je achteraf spijt hebt, is het verstandig om je communicatie te veranderen. Niet makkelijk, maar wel te doen. Ik geef hieronder alvast een tip om de eerste stap te kunnen zetten in die verandering.

Denk in situaties zoals hiervoor beschreven, eerst even na over WAAROM je iets wilt gaan zeggen over die onopgeruimde kamer of de niet opgehangen jas, voordat je er daadwerkelijk iets over gaat zeggen. In deze gevallen is het antwoord op de WAAROM-vraag waarschijnlijk dat het je verschrikkelijk ergert dat het een bende is in huis, omdat jij behoefte hebt aan rust of aan een opgeruimd huis.

 

Mijn tip is heel eenvoudig

Door het gesprek te beginnen met het aangeven wat jij nodig hebt, met jouw behoefte, zal de emotie tijdens het gesprek meteen al anders zijn. Dus als jij het graag netjes hebt in huis, begin dan met “ik vind het fijn als het netjes is in de woonkamer en een jas over een eetkamerstoel vind ik niet netjes. Zou je daarom je jas alsjeblieft aan de kapstok willen hangen?” Of als jij je onrustig voelt door die kleren op de grond, begin het gesprek dan met “Ik vind het altijd fijn als de was in de wasmanden zit, zodat ik weet of ik al moet gaan wassen. Dat geeft mij rust in mijn hoofd. Nu jouw kleren verspreid over de grond liggen, weet ik niet of daar veel was tussen zit en blijft het onrustig in mijn hoofd. Zou je alsjeblieft de kleren die gewassen moeten worden in de wasmand kunnen doen?”

 

Geen instant oplossing

Uiteraard zal je niet meteen al je gesprekken zo kunnen starten en ook zal je omgeving niet meteen anders reageren op jouw verzoeken. Maar als je niet begint, zal het zeker niet veranderen. Om met Martin Luther King te spreken: Je hoeft niet de hele trap te zien om de eerste stap te zetten”. Dus wil jij minder aanvallend en/of verdedigend communiceren met anderen? Begin dan met deze tip. Onderzoek WAAROM je iets wilt gaan zeggen tegen een ander, wat jij nodig hebt om je beter te voelen en begin het gesprek daarmee.

Laat je me weten hoe het is gegaan?

Groeten

Hiske

Aangepast gedrag: We zien het bij auto’s, maar zien we het ook bij mensen?

Een aantal maanden geleden was ik in de auto op weg naar Oss, toen me iets opviel. Ik reed op de linker rijbaan om een aantal vrachtwagens in te halen en achter mij reed een beduidend grotere en luxere auto. Ik weet het merk helaas niet meer. Deze auto reed op een hele ruime afstand achter mij, waardoor ik besloot dat ik hem/haar niet in de weg zat en dus voor het inhalen van de volgende vrachtwagen niet perse eerst terug naar de rechterbaan hoefde.

Op het moment dat ik na die volgende vrachtwagen netjes naar de rechterbaan ging, vermeerderde de andere auto snelheid en was mij ‘in no time’ voorbij. Waarna ik me realiseerde dat de chauffeur van die auto waarschijnlijk ‘adaptive cruise control’ had aanstaan, waardoor de auto automatisch een veilige (en dus ruime) afstand hield tot mijn auto. Niet omdat de chauffeur zelf net zo hard wilde rijden als ik, maar omdat de auto zo geprogrammeerd is.

Zodra ik me dat realiseerde, schoot door mijn hoofd dat wij mensen dit ook heel vaak doen. Wij vertonen aangepast gedrag al naar gelang de situatie waarin we ons bevinden. Op zich is hier niets mis mee. Sterker nog, het is in mijn ogen ook heel goed en prettig dat we zo in elkaar zitten dat we rekening met elkaar houden. Maar het is volgens mij wel verstandig om ons hiervan bewust te zijn en af en toe de vraag te stellen of de persoon dit gedrag zelf graag vertoont of dat het is omdat hij/zij denkt dat dit voor de ander prettiger is.

In het voorbeeld van de auto had ik die vraag natuurlijk niet letterlijk kunnen stellen, maar ik had wel tussen de eerste en tweede vrachtwagen naar rechts kunnen gaan om te kijken wat de andere chauffeur dan ging doen. Even hard blijven rijden of mij voorbij gaan. Bij kinderen kunnen we wel letterlijk vragen of wat ze doen ook daadwerkelijk is wat ze zelf graag willen doen. Of dat ze het doen omdat ze denken dat dit hoort, dat het fijn is voor de ander, of omdat ze bang zijn voor de reactie bij ander.

Ik ben me ervan bewust dat het best lastig is om zo’n vraag goed te formuleren. Hieronder volgt een voorbeeld, maar uiteraard zijn er nog veel meer vragen te bedenken om helder te krijgen of het om aangepast gedrag gaat. Door een kind te vragen “Als jij zou mogen kiezen wat we gaan doen, wat zou je dan zeggen?” open je de communicatie en krijgt het kind de kans om in een veilige omgeving (indirect) te leren dat hij/zij zichzelf mag zijn met eigen wensen en behoeften. Met als gevolg het besef dat aangepast gedrag niet altijd hoeft.

Ik wens iedereen succes met het (h)erkennen van aangepast gedrag.

Zoek de onderliggende behoefte

Leer (probeer) de behoefte te vinden achter de dingen die iemand (ook jijzelf!) zegt en/of doet. Op die manier kun je namelijk veel makkelijker andere ‘acties’ bedenken om aan die behoefte te voldoen. En wordt iedereen gelukkiger.

Hoe mooi zou het zijn als we allemaal open en eerlijk zouden vertellen wat er in ons leeft.  Geen kritiek geven op elkaar. Niemand beschuldigen. Niemand het gevoel geven dat er iets niet in orde is met hem of haar. Hoe mooi zou het zijn als we gewoon vertellen wat ons zou helpen om het leven mooier te maken, waar we behoefte aan hebben. Verwoord deze behoefte vervolgens niet als een eis, maar gewoon als een verzoek.

Onthoud vooral het woord BEHOEFTE, want dat is iets waar wij mensen in mijn ogen te weinig aandacht aan besteden. Terwijl eigenlijk al ons handelen voortkomt uit een bepaalde behoefte. De behoefte aan lucht, water, voedsel. Maar we hebben zeker ook behoefte aan begrip, steun, vriendschap, mededogen, ertoe doen, vreugde/humor, etc. We hebben deze behoeften niet in dezelfde mate, maar we hebben ze wel allemaal.

Waarin we verschillen, is de manier waarop iemand zijn of haar behoeften probeert te vervullen. De ene persoon zal iets heel anders doen of vragen om begrip of harmonie te krijgen dan een ander. De behoefte is dan hetzelfde maar ‘de weg ernaartoe’ is een andere. Daar is in principe niets mis mee, zolang zijzelf en hun omgeving geen nadelige gevolgen ervaren. Het komt regelmatig voor dat de (directe) omgeving niet helemaal blij is met de manier waarop iemand zijn of haar behoefte vervult. Op zo’n moment is het heel goed om het gesprek aan te gaan om de specifieke behoefte te achterhalen en je niet te richten op het gedrag of de woorden die zichtbaar zijn.

Een voorbeeld

Een man en een vrouw komen laat thuis van hun werk, allebei moe. De vrouw zegt dat ze graag een makkelijke maaltijd wil halen bij de supermarkt en lekker samen op de bank wil zitten eten en samen een film wil kijken. De man zegt dat hij uit eten wil met zijn vrouw. Geen van beide heeft zin in het voorstel van de ander en de een probeert de ander over te halen om voor zijn/haar idee te gaan. Daar komen ze niet uit. Na een poosje spreken ze ieder hun behoefte uit, dus niet het plan/de actie voor het eten, maar waar ze behoefte aan hebben na een lange werkdag. En wat blijkt? Ze hebben allebei behoefte aan ‘niet hoeven koken’ en gewoon fijn samenzijn. Wat hebben ze uiteindelijk gedaan? Ze hebben makkelijk eten in de supermarkt gekocht en zijn in een park gaan picknicken. Eindresultaat: Een hele andere invulling dan ze zelf voor ogen hadden, maar wel twee hele gelukkige mensen van wie de behoeften zijn vervuld.

Ik wens iedereen succes met het vinden van de onderliggende behoefte!